De Nederlandse kunstenares Henriëtte Ronner-Knip (1821-1909) specialiseerde zich in romantische dierschilderingen. Vooral haar schilderijen van katten waren eind negentiende eeuw erg populair. Hieronder een beknopte biografie van de kunstenares.
Henriette Ronner-Knip werd op 31 mei 1821 in Amsterdam geboren, als tweede kind van kunstenaar Josephus Augustus Knip en Cornelia van Leeuwen. Haar vader verdiende de kost onder meer met landschappen, maar was ook bekend om zijn tekeningen van geiten, schapen, vogels en kikkers.
Talent
Henriëtte Knip had haar artistieke talent dus niet van een vreemde. Niet alleen haar vader was bovendien kunstenaar. Henriëtte’s grootvader, Nicolaas Frederik Knip, stamde uit een familie van behangschilders en ook enkele van haar ooms werkten als kunstschilder.
Vanaf haar vijfde werd Henriëtte, net als haar broer August, artistiek onderwezen door haar vader. Aanvankelijk schilderde ze vooral Brabantse landschappen met vee, maar al snel bemerkte ze bij zichzelf een voorliefde voor het vastleggen van gezelschapsdieren.
Blinde vader
Dat de kinderen Knip leerden schilderen was belangrijk voor het gezin, dat verschillende keren verhuisde en onder meer in Den Haag en Berlicum woonde. Vader Knip had namelijk een oogaandoening waardoor hij steeds slechter zag. De inkomsten liepen hierdoor steeds verder terug. Samen met haar broer moest Henriëtte al op jonge leeftijd proberen schilderend geld in het laatje te brengen. Dit lukte de kinderen vrij goed. Belangrijk was bijvoorbeeld het schilderij “De boerderij van de Prins van Oranje nabij Tilburg” dat Henriëtte op veertienjarige leeftijd samen met haar broer maakte. Dit werk werd naar het paleis gestuurd en verschafte haar vader, die drie jaar eerder helemaal blind was geworden, voor enkele jaren een pensioen.
Vanaf 1836 stuurde Henriëtte Knip met succes schilderijen in naar verschillende kunstsalons. In 1902 schreef Johan Gram, die veel met de kunstenares zelf sprak, in een boek dat ter ere van haar zeventigste verjaardag verscheen het volgende:
“Van ‘s morgens heel vroeg totdat de duisternis viel, zat zij trouw te werken, hetzij in het atelier; geen andere verpoozing van het werk werd haar gegund dan de etenstijd, die zij in een stikdonkere kamer moest doorbrengen, omdat haar vader hoopte daardoor haar gezicht te versterken en haar te behoeden voor het ongeluk dat hem getroffen had.“
Brussel
Na de dood van haar ouders (1848) verhuisde Henriëtte Knip naar Amsterdam. Daar werd ze als eerste vrouw als werkend lid toegelaten tot het kunstenaarsgenootschap ‘Arti et Amicitae’. In het voorjaar van 1850 trad de kunstenares in het huwelijk met de advocaat Feico Ronner uit Dokkum. Bijzonder voor deze tijd was dat Knip kostwinner werd. Haar man, die een slechte gezondheid had, hield zich vooral bezig met de verkoop en afhandeling van bijvoorbeeld de correspondentie. Kort na de huwelijksvoltrekking verhuisde het echtpaar naar Brussel. De twee waren eigenlijk op doorreis naar Zwitserland, maar bleven uiteindelijk in Brussel plakken, een stad met een deftig burgerlijk milieu waar volop mogelijkheden waren om schilderijen af te zetten.
In de periode hierna begon Henriëtte Ronner-Knip zich toe te leggen op het vastleggen van taferelen met honden, zoals jachthonden of honden voor een hondenkar. De kunstenares boekte hiermee groot succes, wat ook wel blijkt uit het feit dat ze de schoothondjes van koningin Maria Hendrika en Maria van Hohenzollern-Sigmaringen, gravin van Vlaanderen, mocht portretteren. De kunstenares liet zich hierbij onder meer inspireren door hondenschilder Joseph Stevens (1816-1892).
Katten
Vanaf 1870 schilderde Ronner hoofdzakelijk katten. Directe aanleiding hiervoor was vermoedelijk een grote tentoonstelling die een jaar later in het Crystal Palace in Londen werd gehouden. De poezenschilderijen van Ronner zijn nog altijd vrij bekend bij het grote publiek. En geliefd, vooral omdat Ronner de verschillende poses en de “geheimzinnige kattenblik” bijzonder treffend op doek wist vast te leggen. Ook in haar eigen tijd boekte Ronner veel succes met de poezenschilderijen, wat ook tot uitdrukking kwam in de prijzen die voor haar werken werden neergelegd. Kunsthandel Bies over de kattenschilderijen van de Nederlandse kunstenares:
“Opdrachtgevers en geïnteresseerde kopers die de Salons en Tentoonstellingen van Levende Meesters bezochten, werden getroffen door de wonderbaarlijke precisie waarmee Ronner haar katten wist vast te leggen. Zij besteedde grote aandacht aan de afzonderlijke karakters en emoties van de katten: jeugdig, onstuimig, wild, zorgzaam, koesterend of nieuwsgierig. Vaak portretteerde zij hen liggend op een kleed tegen een subtiele achtergrond van behang. Maar ook schilderde zij de katten en jonge poesjes te midden van schitterende, rijk gedecoreerde interieurs met dikke kleden, antieke meubels, boeken, kisten en andere voorwerpen.”
Waardering
Henriëtte Ronner-Knip werd in 1883 weduwe. Ze bleef tot op zeer hoge leeftijd werken in haar atelier in Brussel. In 1887 werd ze geridderd in de Orde van Leopold I en vier jaar later in de Orde van Oranje-Nassau. Na haar dood in 1909 werd ze naast haar man bijgezet in het familiegraf in Elsene.
Boek: Henriette Ronner – Spinnende poezen en speelse katjes